Lente

Het ontluikende seizoen.
Bij elke stap die ik zet zie, ruik en voel ik de lente.
Duc, mijn trouwe viervoeter rent voor me uit.
Ik volg langzaam. Er is zoveel te zien.
Blaadjes die zich naar buiten worstelen.
Elke boom heeft een ander stadium.
Het prachtige lentegroen van de beuk, ieniemienie blaadjes kleuren de boom.
De tamme kastanje is nog niet zover, alleen de knoppen bollen.
De els laat zijn katjes stuiven terwijl de blaadjes nog moeten wachten.
De vogels vullen de lucht met geluid.
De geur van jong gras krinkelt mijn neus in.
Een oude dode boom kraakt als de wind hem even laat bewegen. Een volgende storm zal hem doen breken.
Ik hoor het water in het beekje stromen en kijk ernaar.
Het water vindt zijn weg. Het meandert door het landschap.
Het zoekt de weg van de minste weerstand. Op weg naar lagergelegen delen.
We zouden als mensen wat meer naar het water moeten kijken.
Een beetje meer met de stroom mee bewegen in plaats van er tegenin gaan.
We roeien soms zo hard tegen de stroom in, dat we vergeten waar we nu eigenlijk naar toe gingen. Ik merk dat het in mij is veranderd.
Als ik nu terugkijk dan kan ik zien waarom ik nu moe ben.
Steeds maar weer presteren, nieuwe voorstellingen maken.
Altijd die zoektocht naar beter, mooier en anders dan de vorige voorstelling.
En nu wandel ik en denk: misschien ga ik dat morgen doen of misschien ook niet.
Ik volg het water. Het pad is oneffen. Ik moet opletten waar ik loop anders wordt het nog natte voeten. Duc vind het heerlijk off the road lopen met vrouwtje.
Hij springt en danst om me heen en dan ineens rent hij weer voor me uit.
Ik sta stil en luister.
Ik hoor niks, het is stil, heel stil. Alleen de geluiden van de natuur hoor ik.
Geen mensen, geen auto’s en geen volgepakte wereld.
Alleen maar natuur, bomen, bloemen en de dieren. In de verte klinkt een blaffende ree.
Tussen de bomen door zie ik ons huis.
Fokke wacht met een zelfgebakken broodje op me voor de lunch.
Het is tijd om terug te keren.
“Duc ga je mee?”